Drasjot 5781
P’tach lanoe sja-ar
Menno ten Brink
We laten een bewogen jaar achter ons. 2020, en voor ons de tweede helft van 5780, zal de geschiedenis boekjes ingaan als het jaar van de pandemie, Corona, Covid-19, social distancing, eenzaamheid, risico, alleen sterven, angst, desinfecteren, onhygiënische en vieze Chinese markten, vleermuizen, IC’s, testen, en zwaar ziek zijn. Misschien zelfs herinneren we ons de fantastische adviezen van de President van Amerika: drink bleekwater dan sterf je niet aan Corona. Mondkapjes, 1,5 meter, banenverlies. Lockdown, isolatie, voor ons Beth Shalom. Wat een bewogen jaar was het, nog nooit hebben we een dergelijke situatie meegemaakt. Als ik naar al deze woorden kijk, die iedere dag honderden keren voorbij komen, klinkt het negatief en demotiverend. Het klinkt angstaanjagend. De wereld verandert. Niet alleen is de Coronacrisis wereldwijd, en zijn er al miljoenen besmette mensen, die gelukkig lang niet allemaal ernstig ziek worden of sterven, maar we gaan in korte tijd anders met elkaar om. Kunstmatig hoe we om elkaar heen draaien, vanwege die 1,5 meter. Hoe belangrijk het is dat we denken aan de ander, om hem of haar niet in gevaar te brengen, en tegelijkertijd leiden we aan zgn. ‘huidhonger’ zoals dat genoemd is. We ontdekken plotseling dat Nederland een prachtig vakantieland is, en dat je niet per se naar het buitenland hoeft. Dankzij Corona lijkt de globalisering begrensd te worden, kan je eigen tuin heel fijn zijn, je eigen balkon of het Vondelpark, met 1,5 meter afstand van elkaar.
Andere woorden die we deze afgelopen periode gebruiken zijn: bloemenacties, boterkoek brengen aan verpleeghuizen samen met onze dialoogpartners, samen zijn we sterk, Zoom, rak jachad anoe kehilla, alleen samen zijn we een kehilla, streaming, muziek maken voor Beth Shalom, Pesach pakketten, Zoom, beeldbellen, boodschappen doen, rekening houden met elkaar, creativiteit, nieuwe banen vinden, een stapje opzij doen om anderen de ruimte te geven, sociaal zijn, naar mogelijkheden zoeken en niet naar onmogelijkheden, het beste ervan maken, genieten van het mooie weer, opruimen, klussen en verbouwen, dichter bij elkaar komen, ondanks… en Zoom!, mensen over de hele wereld bijeenbrengen: diensten die we de afgelopen maanden hebben kunnen aanbieden, Paramaribo, Jeruzalem, Australië, de VS, Frankrijk, we werden verbonden met elkaar, wat een eenheid en social cohesion, in plaats van social distancing.
Je kunt naar de afgelopen periode op een negatieve manier kijken, maar je kunt ook proberen uit de ellende het positieve te halen. Eigenlijk is dat precies wat Rosj Hasjana en Jom Kipoer ons leren. Kijken naar het verleden, leer daar uit, probeer het om te zetten en kijk wat er verbeterd kan worden. Hoe kunnen we het goede doen? Ik denk dat we best trots op onszelf kunnen zijn wat dat betreft. Natuurlijk hebben we verdriet over diegenen die ons ontvallen zijn door de corona, hen mogen we niet vergeten en ook niet onder welke omstandigheden dat gebeurd is. Maar laten we daar niet in blijven steken en vooruit kijken naar een nieuw jaar met nieuw kansen en mogelijkheden. In ons privéleven was er geluk, vreugde, nieuw leven in deze donkere tijd: Sem werd geboren, de volgende generatie keek de wereld in, sloeg zijn ogen op, nu in deze bizarre wereld.
Het gedeelte uit Tora dat traditioneel met de eerste dag Rosj Hasjana gelezen wordt is het wegsturen van Hagar en haar zoon Jisjmaeel. Jaloezie speelde een grote rol; daardoor kon Sara Hagar en haar zoon niet meer om zich heen hebben. Avraham besloot dat het beter was de twee uit elkaar te halen, en ook de jongens Jitschak en Jisjmaeel van elkaar te scheiden. Hagar werd letterlijk de woestijn in gestuurd met een zak water. Toen het water op was, ging ze moedeloos zitten en legde haar zoon onder een struik, en ging zelf een eind verderop zitten. Ze was in paniek, ze huilde, ze wist zich geen raad meer. Totdat een engel, zoals er staat, Hagar riep en haar bevestigde dat er ook een groot volk uit Jisjmaeel voort zou komen, net als uit Jitschak. Vajifkach Elohim et eeneeha, en God opende haar de ogen (21: 19). Hagar zag een bron met water en dit was haar redding en de redding van haar zoon. De sidrot die gelezen worden met Rosj Hasjana, ook die gewoonlijk op tweede dag gelezen wordt, hebben allemaal te maken met zien, met de ogen openen. In de Akeda, het bijna-offer dat Avraham bracht omdat hij die stem had gehoord die hem had opgedragen zijn zoon Jitschak te offeren, komt Avraham tot ander inzicht. Op het moment dat hij op de berg Moria Jitschak wil offeren, vanwege zijn liefde voor God, komt er een stem, die hem oproept zijn zoon niets te doen, maar in plaats van hem een ram te nemen als offer, en zijn zoon te laten leven. Avraham was blind, hij had geen oog voor de ram die in het struikgewas stond, maar Adonai jiree, God liet hem zien, deed hem de ogen open, zodat hij uitkomst zag uit zijn benarde situatie. Nog steeds blazen we de sjofar ter herinnering aan dat moment. We kunnen veranderen, we kunnen onze ogen openen voor andere mogelijkheden, voor nieuwe kansen. Mensen zijn flexibel, dat is de afgelopen periode wel gebleken. We kunnen stoppen met oude gewoonten (zoals het in de oudheid ooit gelukt is te stoppen met het offeren van kinderen), en als we ons openstellen kunnen we mogelijkheden zien die ons anders ontgaan. Dat is wat deze twee verhalen over aartsvader Avraham ons proberen te leren: Staar je niet blind, het kan rampen veroorzaken. Sluit je niet af van de kansen, van wat er wél mogelijk is, en concentreer je niet op het negatieve en wat niet kan. Dat is Rosj Hasjana. Een jaar is ten einde en een nieuw jaar is begonnen. We markeren dat in de tijd op 1 tisjri in onze joodse kalender. Zodat we samen afscheid kunnen nemen van dat oude jaar en samen het nieuwe jaar kunnen beginnen. We doen dat helaas niet in sjoel, maar via nieuwe technieken en mogelijkheden. Deze periode van Rosj Hasjana naar Jom Kipoer, is een tijd van intense reflectie. Traditioneel is het een periode waarin we dichter bij onze geliefden komen, waarin we de hand reiken naar degenen die we verkeerd behandeld hebben. Eloel de maand die leidt naar Rosj Hasjana, waar we onze voorbereidingen maken, betekent volgens de rabbijnen: ani ledodi wedodi li, ik ben van mijn geliefde zoals jij, mijn geliefde, bent van mij. Wat was dat moeilijk in die afgelopen periode. Waar was die knuffel om onze liefde te laten zien, Waar was die knuffel om te zeggen: sorry ik heb dat verkeerd gedaan of niet goed beoordeeld. Waar was die ferme hand om te zeggen: excuus voor wat ik gedaan heb. Het was allemaal kunstmatiger, via Zoom, of op afstand, hooguit met een elleboog, want dichterbij kan je niet komen. Dit jaar 2020/5780 was een jaar waarin we vooral afstand hebben beleefd, in plaats van toenadering. Toch heeft dit afgelopen jaar ons veel gebracht. Het heeft ons technieken gebracht waardoor we juist een grote saamhorigheid konden ontdekken, in het digitaal bijeenzijn. We hebben continenten bij elkaar gebracht, we hebben mensen die niet goed ter bene waren, sterker verbonden aan ons, omdat ze de diensten konden meemaken, en daardoor juist uit hun isolement konden komen. We hebben onze ogen geopend voor wat er wel kon en niet voor wat er niet kon. Hoe kun je nu Zoomen, dat mag toch niet op sjabbat, laat staan met Rosj Hasjana en Jom Kipoer? Soms breekt nood wet, en ook halacha. Er zijn belangrijker doelen in het joodse leven, namelijk elkaar vinden en opzoeken. In Tora en Talmoed bestond de digitale wereld nog niet. Wij mensen hebben een vrije wil, om ons verstand te gebruiken, en de inspiratie nu bij de mensen thuis te brengen. Dat is wat de rabbijnen deden na de verwoesting van de Tempel. Ze brachten het Jodendom naar de huizen van de mensen. Dat doen wij nu weer op een eigentijdse manier. Dat is het goede dat uit deze ellendige periode gekomen is. In plaats van social distancing, hebben wij bereikt dat we meer mensen met elkaar kunnen verbinden, juist in periodes waarin dat ogenschijnlijk niet kon. Hagar en Avraham gingen de ogen open voor de kansen, terwijl ze eerst dachten dat de situatie hopeloos was. Het is een tijd gebleken van grote creativiteit ondanks de fysieke afstand. We warmden ons aan elkaar. Interessant dat de overheid steeds oproept: Alleen Samen kunnen we de pandemie de baas, door elkaar te helpen, en je aan de afspraken te houden. Wij hebben deze slogan al sinds de 60-er jaren: Rak jachad anoe kehilla, alleen samen zijn wij een gemeenschap. We doen een beroep op altruïsme in plaats van egoïsme. Nu kan je laten zien dat we er echt voor elkaar zijn.
Petach lanoe sjaar. De figuurlijke hemelpoorten gaan open van Rosj Hasjana tot de Neila met Jom Kipoer. Probeer je die poorten eens echt voor te stellen, met je ogen te zien, met je creatieve geest te bevatten.
In een van die creatieve manieren om bij elkaar te zijn, de teksten en overdenkingen die de rabbijnen hebben gemaakt en die u kunt lezen via de moderne digitale links, heb ik een tekst bewerkt, van Rabbijn Nicole Roberts uit Australië, die zo aangeeft wat de sidrot van Rosj Hasjana ons willen meegeven: Open je ogen voor dat wat er wel is.
P’tach lanoe sja-ar
Adon haRachamim—God van Erbarmen, open voor ons de poorten in het jaar dat voor ons ligt,
P’tach lanoe sja-ar,
Open de poorten voor ons, wijd open:
De poorten om elkaar weer te kunnen omhelzen,
De poorten om onze maskers af te kunnen leggen, en ons gewone gezicht weer te kunnen zien.
De poorten naar onze huizen waar we weer vrienden en familie kunnen ontvangen,
De poorten naar onze grootouders en verzorgingshuizen,
De poorten naar onze sjoels, waar we elkaar weer kunnen ontmoeten,
De poorten naar onze familie en vrienden in het buitenland.
P’tach lanoe sja-ar,
Open de poorten voor ons, wijd open
Dat we Uw gezicht niet alleen in gebed kunnen zien,
Maar ook in de gezichten van hen die wij lief hebben.
Het zien van de kansen en de mogelijkheden, de blik van de ander, ondanks dat we op afstand zijn, zelfs via de Zoom, opent poorten die anders gesloten zouden blijven. God is daar waar we hem binnenlaten, en God is daar in de ontmoeting met elkaar.
Menno ten Brink
Een bijzondere Kol Nidree
Menno ten Brink
Aan het einde van Jom Kipoer, de climax van de Neila dienst, richten we ons weer op de dagen die voor ons liggen. Nu staan we nog aan het begin van Jom Kipoer, deze avond van Kol Nidre, en hebben we nog een etmaal te gaan. Een 25 uur om ons voor te bereiden op die tijd na Jom Kipoer. Velen van u zijn al begonnen met zich voor te bereiden, vanaf de eerste dag van de maand Eloel, voorafgaande aan deze maand Tisjri. Traditioneel wordt de sjofar iedere ochtend geblazen en waarschuwt ons: let op: maak je gereed, laat mijn tonen in je doordringen, zodat je ontvankelijker bent om naar jezelf te kijken, je te veranderen. Nu heb je de tijd om naar de ander toe te gaan en zaken die je misschien minder goed hebt gedaan met die ander te bespreken, je excuses aan te bieden, en nu deze lange dag met jezelf en HKBH in het reine te komen. Dat is de bedoeling van de 10 dagen van inkeer, de aseret jemee tesjoewa. Ik vraag me altijd af, wie dit nu echt ter harte neemt, en deze periode echt als mogelijkheid neemt om de chesjbon nefesj, de rekening en verantwoording op te maken, om met een rustiger gevoel, een lev chadasj, zoals de liturgie wel zegt, een vernieuwd hart, je leven weer op te pakken, anders op te pakken. Zeker deze Jom Kipoer, waar we in een merkwaardige Jom Kipoer-sfeer niet bij elkaar in sjoel zijn. In het joodse normaal waar ik dit jaar eerder over sprak, met Kol Nidre en straks de Jizkor en Neila diensten, opeengepakt bij elkaar zijn. Soms zitten mensen op de trappen, omdat er ruimtegebrek is, en vanavond mis ik u, en hopelijk mist u sjoel. Gelukkig is het koor er, Gilad, Etienne, maar er is een grote leegte om mij heen, die gelukkig wel digitaal door zovelen van u wordt gevuld. Zo proberen we toch een intense, waardevolle Jom Kipoer te beleven.
We weten, iedereen in de wereld, heeft hetzelfde probleem dit jaar, Israel heeft zelfs de sjoels gesloten en men kan buiten zitten. Iedere sjoel hier en in de wereld, probeert het weer anders op te pakken, om zoveel als mogelijk, door de weer aangescherpte coronamaatregelen heen, nesjomme-dikke betekenis te geven aan dat diepe Kol Nidre- en Jom Kipoer-gevoel. Het is extra moeilijk om te vasten, je kunt de flauwe grapjes van de Jom Kipoer lunch niet met elkaar maken. Het is vermoeiend om steeds naar het scherm te kijken en de chazzan, rabbijn en het koor te kunnen horen en mee te zingen. Gelukkig zie ik u, en troost me dat er veel mensen nu ook digitaal kunnen komen, die er anders überhaupt niet bij hadden kunnen zijn.
De diensten van Jom Kipoer kennen een opbouw, het is in feite de voorbereiding op de dood, niet echt leuk, maar het is dat wat je het meest confronteert met je onzeker en tijdelijk bestaan. Eén dag stap je uit het leven, om je op je eigen vergankelijkheid voor te bereiden. Nu kan je het nog goedmaken, nu kan je nog zeggen: asjamnoe, wij hebben overtredingen begaan en willen dat recht proberen te zetten, straks kan dat misschien niet meer. Daarom zeggen we het sjema ook steeds als we gaan slapen, want je weet maar nooit of je nog wakker wordt. Want als je slaapt heb je de macht over jezelf verloren, en zoals het adon olam zegt: Bejado afkied roechie, be’eet iesjan we’aiera, we im roechi gewijatie, Adonai li welo iera, ‘Aan Zijn hand vertrouw ik mijn ziel toe. Als ik ga slapen en als ik weer opsta; Met mijn ziel ook mijn lichaam, Mijn God is bij mij, ik voel geen angst’. Dan als we het Sjema, het sjeimes aan het einde van vandaag samen hebben gezongen, gehuld in onze talliet, klinkt de sjofar toon: tekia gedola, die langgerekte sirene, die aankondigt: de Dag is voorbij, we stappen het gewone leven weer in. Toch: het is die laatste sjofartoon, die de Messiaanse Tijd aankondigt. Na het sjeimes, als we ons in de talliet hebben gewikkeld, met onze naasten, is het alsof we overleden zijn, maar we staan weer op, geestelijk bevrijd, in een verloste wereld, een zo wenselijke Messiaanse wereld, waar we anders zijn geworden, beter zijn geworden, ons hebben kunnen verfijnen, en met een schoon geweten en een open hart het leven weer aan kunnen. Dat is het ideaal beeld, van de joodse utopie, waarvan we vurig hopen dat het werkelijkheid kan worden.
De legende is dat de Profeet Elijah, Elijahoe hanavie, de messiaanse tijd komt aankondigen, hij verdween in een vuur wagen in de hemel en kwam nooit terug. Hij is nooit echt gestorven.
In het eerste boek Koningen regeert koning Achav over het noordelijk rijk Israel, dat toen apart was van het zuidelijk rijk Jehoeda. Jezebel, een Fenicische prinses, was zijn vrouw en zij wist Achav weg te trekken van het Jodendom om haar Baal afgoden te dienen. Achav en Jezebel lieten Baal tempels oprichten door heel Israel en de heidense godsdienst werd actief gepromoot door het koningshuis. Jezebel doet er alles aan om Achav en de Israëlieten afgoden te laten dienen en zich immoreel te gedragen. Ze voert een schrikbewind en laat alle joodse religieuze leiders in het gevolg van Elijahoe uitroeien. Daarop daagde Elija 450 Baal priesters uit voor een test, die zij verliezen (1 Koningen 18-19) en op zijn beurt, zoals dat toen ging, doodt hij hen. Jezebel probeert dan Elija te doden en hij slaat op de vlucht naar Jehoeda. In de Negev voelt hij zich hopeloos en terneergeslagen, gaat onder een struik liggen en vraagt God om te kunnen sterven. Op wonderbaarlijke manier krijgt hij tot twee maal toe eten en drinken en na een symbolische reis van 40 dagen en nachten, komt hij aan bij de Chorev, dezelfde berg waar Mosje afscheid van het volk had genomen, en het Verbond werd bekrachtigd. Daar brengt hij de nacht door in een grot. Daar zegt de Eeuwige tegen Elijahoe: “ma lecha fo Elijahoe?” Wat doe je hier Elijahoe?
Elijahoe klaagt dat hij juist het goede had gedaan om God te dienen, maar dat het volk dat achter de Baal goden was aangegaan hun eigen profeten heeft gedood. Hij is de enige die nog over is, en nu willen ze ook hem nog vermoorden. Dan zegt God: “Kom naar buiten, en kom voor Mij staan”. En daar kwam de Eeuwige voorbij. Een enorme storm zette op, die bergen spleet, een aardbeving, vuur en bliksem, maar de Eeuwige bevond zich niet in de storm, of de aardbeving of in het vuur. Na dat geweld, na het vuur, hoorde Elijahoe een kol demama daka, een kleine, fluisterende, stem. Elijahoe ging naar buiten, en hoorde Gods stem weer: “Ma lecha fo Elijahoe? Wat doe je daar Elijahoe? Elijahoe antwoordde weer wat hij daar deed. Toen zij God tegen hem: “Leech, sjoew, ledarkecha, Kom naar buiten, keer terug en ga op je weg!” (19:15).
Eigenlijk gek, dat dit verhaal niet opgenomen is in de diensten voor de Jamiem Noraiem. Een klein citaat is wat er in de machzor is opgenomen, in het oenetanee tokef, als de chazzan zingt: oewesjofar gadol jitaka, wekol demama daka, Dan roept de stem van de grote Sjofar, een zachte stille stem laat zich horen. Prachtig hoe onze chazzan het verschil laat horen tussen het geweld van de Sjofartoon (ook aan het einde van de dienst als die de Messiaanse Tijd aankondigt) en die hele zachte stille stem daarna, waar je juist als je goed luistert, Gods aanwezigheid kunt horen. Niet in het geweld, maar in wat daarna komt.
Het is precies het beeld dat Elijahoe gehad moet hebben daar op de berg Chorew, toen hij uit zijn grot naar buiten kwam. Elijahoe had niet meer nodig dan die zachte stille fluistering. God zit niet in de storm, in de aardbeving of in het vuur, ook niet in de corona bijvoorbeeld. God zit in de zachte fluistering daarna. Dat is wanneer Elijahoe de opdracht krijgt: leech sjoew ledarkecha, ga en keer terug op je weg. Heel symbolisch voor wat wij doen met Jom Kipoer: tesjoewa, het terugkeren (sjoew) om weer je weg in het leven te kiezen, na de ellende, nadat er dingen gebeurd zijn die vreselijk zijn, soms vernietigend zijn. God zit niet in het vuur, in de storm, in de ellende, zelfs niet in de dood, maar na de ellende kan je die kol demama daka horen, en zie je dat er nog andere wegen en manieren zijn, als je die stem maar probeert te horen, je hart er voor probeert open te zetten. De training die we daarvoor doen begint in de maand Eloel, en de wedstrijd is vandaag, en is morgen aan het eind van de dag afgelopen. Dan zien we of we gewonnen hebben.
Elijahoe is de laatst overgebleven profeet met profetische gaven, met een visie voor de toekomst. De Baal priesters zijn omgebracht, maar ook de profeten die hun visie op Tora baseerden, werden al eerder door Achav en Jezebel gedood. Het was een land zonder toekomst, zonder visie, zonder profeten. Het zou het einde kunnen zijn. Elijahoe vlucht daarvoor, verbergt zich voor alles diep in een rots, maar hij kan en mag zijn verantwoordelijkheid niet en nooit ontlopen, want de wereld kan veranderen, juist door hem. Ook al lijkt alles hopeloos en verloren, je mag daar nooit in blijven hangen. Blijf altijd proberen die kleine fluistering te horen en te voelen, ook al is die stem nog zo klein: ma lecha fo? Wat doe je daar? tsee, kom naar buiten, sjoew, keer om, ledarkecha, en ga op jouw weg! Het is die kol demama daka, die hele kleine stem, die Elija ertoe beweegt uit zijn grot te komen en zich onder de mensen te begeven om zijn verantwoordelijkheid weer op te pakken. Dat is de stem die er voor moet zorgen dat we niet in ons eigen verdriet, angst of teleurstellingen blijven hangen. Probeer je niet op te sluiten of af te sluiten, door in je figuurlijke diepe donkere rots te gaan zitten, maar door naar buiten te komen, nadat je wakker bent geroepen door de sjofar gadol, waardoor je weer die kol demama daka, die kleine zachte fluistering van een stem kunt horen.
Elijahoe moest de visie en de spirit terugbrengen onder het volk, dat was zijn taak en opdracht. Juist Elijahoe wordt gezien als de aankondiger van de Messiaanse Tijd, dat is niet voor niets, dat kunnen we allemaal zijn.
Laten we proberen de stille stem in onszelf en in de ander te horen, Die stille stem, die vaak overschreeuwt wordt door ellende, door negativiteit,. Wat wordt er nu werkelijk gezegd?
Het is juist de connectie maken met de ander, die er toe doet. Die jou zelf en anderen kan helpen om weer te “helen”. Dat is ook een interessant woord. Beter worden is ‘helen’ in wat ouder Nederlands, dat houdt in dat je weer heel kunt worden, dat je één kan worden.
Dat was die kleine stem die Elijahoe hoorde: er is werk te doen, kom naar buiten, pak jezelf op en sjoew, keer om, handen uit de mouwen steken, het werk is nog lang niet af, ledarkecha, en ga op jouw weg!
Dat is waarom een joodse gemeente zo belangrijk is. Daar maak je juist de verbindingen met elkaar.
Door lid te worden van een joodse gemeente, zeg je dat je het belangrijk vindt om met anderen te zijn. Wij streven hier steeds weer naar een visionaire kehilla kedosja, een Liberaal Joodse Gemeente, die midden in de moderne samenleving staat en aan de andere kant naar binnen toe gericht is op onze eigen leden. Onze traditie combineren met de toekomst.
Er te zijn voor elkaar, in tijden van verdriet en ellende (ziekten, lewajot, werkeloosheid, scheidingen, angsten, de corona ellende). Vooral ook om de vreugde en het geluk met elkaar te delen (geboorten, britot, Benee mitswa, choepot). Daar hebben wij elkaar voor, want het is een mitswe, een religieuze verplichting om elkaar aan te vullen en de lacune die de ander op dat moment heeft te proberen op te vullen. Het is ons doel om anderen ook die zachte stem te laten horen. Wij willen een kehilla zijn waar alle leden zich veilig en thuis kunnen voelen, waar de visionaire profeten de kans krijgen om te profeteren.
De hand uitstrekken naar andere Joden, die daar buiten nog niet zijn aangesloten is een van onze speerpunten in beleid. jad bejad, of nefesh benefesh, of lev belev, wat aangeeft dat de handen elkaar pakken, en dat de zielen en harten elkaar raken.
In deze tijd van crisis worden we getroffen door onzekerheid, door angst onze banen en ondernemingen te verliezen, door ziek te worden, door onze familie niet te kunnen omhelzen, en niet op reis te kunnen.
Het is die kleine stem die oproept: Kom op, pak je zelf op, ga niet bij de pakken neerzitten, ieder einde heeft altijd weer een begin, en jij kunt iets betekenen met jouw specifieke ervaring voor anderen. Probeer creatief na te denken en het onmogelijke toch mogelijk te maken, sjoew, terug te keren op je weg. Misschien is er een weg afgesloten, maar er zijn ook altijd zijpaden, andere wegen.
We zingen morgen in de Moesaf dienst, tijdens de awoda, de Tempeldienst, als we 4 keer knielen en met ons gezicht naar de grond gaan liggen: waja’ar kol ha’am, wajiploe al-peneehem, Adonai hoe ha’Elohiem. En over minder dan 24 uur aan het einde van Neila intens en meegevoerd met de stem van de chazzan en het koor, 7 keer: Adonai Hoe HaElohiem. Het is het antwoord dat het volk gaf aan Elijahoe, toen zijn offer was aangenomen, de overwinning op de Baalpriesters: “Adonai Hoe Ha’Elohiem”, de Eeuwige Hij is God. Daarna klinkt de stem van de sjofar, mogen we weer volop aan het leven meedoen. Helaas nog steeds, en weer, in deze tijd, met al zijn beperkingen vanwege de corona crisis. Toch: probeer, je oren te spitsen, voor die kol demama daka, die kleine fluisterende stem, en belangrijker, je hart te openen, want juist in die stem zitten de nieuwe kansen, nieuwe uitdagingen, probeer je daarvoor open te stellen, waar je ook bent.
Nu kan het nog: tsee, sjoew, ledarkecha: “Kom naar buiten, keer terug op jouw weg”, die weg loopt door de poorten van de hemel, die staan nu wijd open, tot aan het einde van de Neila. Nu kunt u er nog doorheen, als u de moed heeft, de koach, om dat te doen.
Moge de tijd van bevrijding voor ons allen dichterbij komen, de tijd die Elijahoe hanawie, de profeet die de bevrijding zal aankondigen, die de kol demama daka hoorde. Laten wij samen die stem proberen te horen, zodat we antwoord kunnen geven aan onszelf, aan anderen en uiteindelijk aan God: Ma lecha fo? Wat doe je daar? Leech, sjoew, ledarkecha, kom eruit, keer terug en ga op de weg die je moet gaan.
Chatima tova, tsom kal, een lichte vasten, en nog vele jaren.
Menno ten Brink
De twee minuten
Menno ten Brink
Het was zo-even twee minuten stil. Stil hier in sjoel, stil op de Zoom, stil bij u thuis. Twee minuten stilte om onze overledenen te herdenken. Die twee minuten stilte komen we overal tegen waar we herdenken, op 4 mei, op onze begraafplaats op de eerste dag van de selichot, bij andere herdenkingen zoals de Auschwitz-herdenking rond 27 januari in het Wertheimpark.
Twee minuten is het stil.
Heeft u er ooit bij stil gestaan dat daar ooit een begin mee is gemaakt, en waarom twee minuten?
Het is ooit begonnen met een herdenking in het Zuid Afrikaanse Kaapstad. In de Adderley Street in Capetown hangt een herdenkingsplaquette, die eraan herinnert dat in 1916, nadat de eerste Zuid Afrikaanse soldaten waren gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog, een kerk startte met het in acht nemen van 2 minuten stilte. Veel andere kerken volgden in Kaapstad. Vanaf mei 1918 maakte de burgemeester van Kaapstad bekend dat het een publiek ritueel zou zijn. Tot het einde van de Eerste Wereldoorlog was heel Adderley Street elke dag om 12.00 uur twee minuten stil, een ritueel dat ingeleid werd met de last post. Een van de bezoekers van de kerk, Sir Percy Fitzpatrick, een schrijver en politicus, had zijn zoon verloren aan het Franse front en hij was geëmotioneerd door het ritueel. Hij wilde dat in het hele Britse Rijk deze traditie van twee minuten stilte zou worden overgenomen tijdens Armistice Day, de dag waarop de Eerste Wereldoorlog werd herdacht. Dit voorstel kwam bij de Britse Koning George V, die het een onderdeel maakte van de eerste herdenking op 11 november 1919. Ook in ons land werd dit na de Tweede Wereldoorlog overgenomen.
Dit is een historische verklaring van het ontstaan van een herdenkingsritueel. Maar heeft u ooit begrepen waarom het niet één maar twee minuten is? Waarom niet één of drie?
De ene minuut was bedoeld voor het herdenken van de gevallenen, de tweede minuut om stil te staan bij de overlevenden: ‘those who had returned alive’. Men herdacht dus niet alleen de doden, maar vroeg ook aandacht voor degenen die met hun oorlogservaringen teruggekeerd waren in de samenleving.
Deze betekenis van de twee minuten is bij ons niet bekend. We hebben gewoon een ritueel overgenomen, en dat vormt deel van de Dodenherdenking op 4 mei, of van de andere herdenkingen op andere momenten zoals vandaag op Jom Kipoer tijdens de Jizkordienst. We herdenken de doden, niet de levenden, niet de overlevenden. Eén minuut voor de overledenen en één voor de overlevenden is bij ons nooit doorgedrongen. Er is alle reden om stil te staan bij diegenen die overleden zijn, maar ook bij diegenen die er nog wel zijn. Herdenken is niet alleen stilstaan bij het verleden. Herdenken vindt plaats in een bepaalde context, setting en gemeenschap, die van invloed zijn op het ritueel zelf. Herdenken doet wat met de mensen die herdenken.
Voor degenen die herdenken zijn er twee aspecten: we zijn bij elkaar om samen te herdenken. Het collectief herdenken geeft een enorme kracht Samen voelen we de warmte van de ander, familie, vrienden, collega’s. We staan samen, omdat we allemaal wel iemand of meer familie en vrienden hebben te herdenken, en we geven daarmee steun aan elkaar. Dat samen, alleen samen zijn we een kehilla, rak jachad anoe kehilla, u kent de uitspraak inmiddels, staat onder spanning, als ik in de camera kijk naar u thuis allemaal. U bent alleen, of samen met het gezin, met de contactpersonen in uw directe kring. Het joodse normaal zou hier in sjoel moeten zijn tijdens de jizkordienst. Na de jeugdmincha, het herdenken, samen. En toch, ook al zouden we hier allemaal in sjoel zijn, herdenken doe je ook alleen. We zijn alleen met ons verdriet, want echt voelen wat ik voel, kan een ander niet aanvoelen, hoe empathisch iemand ook is. Je kunt alleen zelf je eigen verdriet, of machteloosheid, of woede of eenzaamheid, het beste voelen. Vaak weet je het ook niet in woorden om te zetten: het is een diep gevoel, van binnen.
De leegte van de Dam op 4 mei dit jaar, met alleen de koning, de premier en de burgemeester, gaf ondanks het feit dat we er niet konden zijn, en het lege beeld op tv, een enorme kracht. De koning als vertegenwoordiger van ons volk, stond daar, wij waren allemaal thuis, en toch sprak er een enorme empathie en kracht uit zijn woorden, misschien wel juist vanwege die bijzonder situatie.
Herdenken is eigenlijk een exposure, in de psychologische traumaverwerking, een gecontroleerde blootstelling aan het verleden, trauma’s die iemand in het verleden heeft meegemaakt en die weer herbeleefd worden. Net als tijdens een therapeutische behandeling kan iemand bij een herdenking teruggebracht worden in het verleden maar tegelijkertijd een veilige omgeving hebben, door een afgebakende tijd, die we hebben om te herdenken: de herdenking heeft een begin en een einde. We kunnen bij een herdenking ook onze emoties laten gaan. Niet iets dat we dagelijks zomaar op straat doen, behalve misschien in het begin als we een dierbare verloren hebben. Je barst plotseling in huilen uit, omdat je een geluid hoort dat lijkt op zijn stem, als je het parfum ruikt van je vriendin, als je voor je een auto ziet rijden waar je vader in zit, terwijl hij net een paar weken geleden overleden is. Herdenken biedt ruimte om even in contact te komen met je eigen leed. Maar je voelt ook het verdriet van anderen, die om je heen staan, en dan denk je even: ik ben niet de enige, ik kan het delen. Die gedeelde emoties, van verdriet en verlies, verbinden ons juist ook met de andere overlevenden. De verbondenheid. Herdenken brengt mensen zowel fysiek als emotioneel bij elkaar.
Nu zijn we niet fysiek bij elkaar, maar digitaal. Thuis kunnen we elkaar omhelzen, een knuffel geven, maar hier in sjoel lukt dat niet. Het voelt leeg, alleen, ondanks dat we samen zijn. Toch kunnen we niet meer doen, dan ons zo op afstand met elkaar, toch diep verbonden voelen.
Staan we er zelf wel eens bij stil wat herdenken met ons doet? Welk effect heeft dat moment van collectieve stilte op diegenen die herdenken? Als herdenken je onberoerd laat, heb je ofwel nog niets in je leven meegemaakt, ofwel je bent van steen of ijs. Vrijwel iedereen ervaart wel verdriet, somberheid of zelfs angst, boosheid, als je aan de ander, of de anderen denkt die jou verlaten hebben. Waarom is dit gebeurd, waarom hebben ze me verlaten? Wat moet ik nu? Ik ben alleen gelaten. Naast dit verdriet, kunnen mensen ook gevoel van dankbaarheid hebben; inspiratie, trots, een gevoel van liefde ervaren. Een gevoel van: ik ga door, als ene overlevende.
Tranen, een blik van herkenning bij de ander, of het besef dat je er niet alleen voor staat, dat je elkaar kan steunen en helpen, geeft kracht en moed om verder te gaan. Het neemt het verdriet niet weg, maar je kunt er mee verder, naar de toekomst. Je kunt de ene minuut langzaam laten overgaan in die tweede minuut.
Hebt u wel eens bedacht, waar u aan denkt in die twee minuten stilte. Zegt u het Jizkor? Doet u dat automatisch, of probeer je werkelijk even stil te staan bij je eigen gedachten en gevoelens, als je denkt aan het verleden, aan diegenen die niet meer bij je zijn? En dan? Blijf je er in hangen, of gebruik je de tweede minuut om te bedenken hoe je zelf in het leven of in het overleven staat? Dood en leven liggen zo dicht bij elkaar, het kan een minuut schelen, in twee minuten stilte.
Voor mijzelf is deze Jom Kipoer heel bijzonder, deze Jizkordienst. Ik herdenk, ik heb net mijn ouders genoemd, die als voormalige bestuurders van onze kehilla ieder jaar genoemd worden. Zij hebben bijgedragen aan de kracht en de opbouw, na de vernietiging, het alleen overblijven na de Sjoa. Zij hadden, zoals zo velen van u, en van uw ouders en grootouders, de koach om verder te gaan en te bouwen. Ik ben met dat mooie virus geïnfecteerd en heb het zelf omgezet in een professioneel bouwen als rabbijn aan de joodse gemeenschap in ons land.
Mijn twee minuten waren vandaag heel speciaal. De eerste was het herdenken van mijn ouders, van het verleden. Van hun hele geschiedenis, van alles waar zij voor stonden, ons gezinnetje waar we liefdevol zijn opgevoed. Die eerste minuut gingen ook die mensen door mijn hoofd die we het afgelopen jaar hebben moeten begraven, ook in die eerste corona-uitbraak in maart en april, waar ik zelfs maar met een paar mensen op de begraafplaats stond. Familie en dierbaren konden niet aan het sterfbed zitten, normaal afscheid nemen.
Die tweede minuut was er een van een scherp contrast. Van blijdschap en intense emotie, omdat ik dacht aan het overleven, aan het intense geluk, dat ik, dat wij, hebben beleefd omdat we een kleinzoon hebben gekregen. Sem werd in goeie gezondheid geboren. Het gaat door, niet alleen het joodse leven, maar het leven zelf, precies wat mijn vader en moeder zo hebben gewild. Daarmee, ondanks dat ze dit kleine geluk en het prille leven, niet hebben mogen meemaken, zijn zij verbonden in de schakel van generaties, in die twee minuten van stilte.
Weer is er een S. ten Brink, net als mijn vader. In de lijn van generaties kan er weer een Ten Brink in onze lijn bijgeschreven worden. In een periode van verdriet en ellende van dit afgelopen jaar, hebben wij het geluk van het nieuwe leven juist mogen beleven, dat is een groot voorrecht. Na de eerste minuut, schakelde ik om naar de tweede minuut van overleven, van het leven en de toekomst. Misschien kunnen we die tweede minuut wel als de nieuwere stroming van positieve psychologie zien, posttraumatische groei. Jezelf als overlever zien en niet als slachtoffer, je sterker verbonden gaan voelen met je familie en vrienden, na je verlies, openstaan voor nieuwe mogelijkheden, een grotere appreciatie van het leven en misschien wel veranderingen in je levensvisie en een positieve spirituele ontwikkeling. Men kan zich weer ‘heel’ gaan voelen, in die tweede minuut van herdenken. Met Soeren Kierkegaard (1813-1855): ‘Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar het moet voorwaarts worden geleefd.’
Ik citeerde tijdens de herdenking op Gan Hasjalom, de eerste dag van de Selichot dit jaar, een gebed van Nachman Syrkin. Hij zei dat er iets is in het menselijke leven dat nooit eindigt in het graf. Hoewel maanden en jaren voorbij gaan, we weten dat er iets heel dierbaars blijft. Wat blijft? Het mysterie van het leven is zo complex, zo groot dat we het niet kunnen bevatten, dat het meer is dan de pijn die we voelen als iemand overlijdt. De mensen van wie we gehouden hebben, en die van ons hebben gehouden, een vader, moeder, man, vrouw, kind, een leraar, een vriend of vriendin, misschien zelfs iemand van wie we in het geheim van hielden, zonder dat iemand het wist. Deze zielen werden met die van ons verbonden, boven het fysieke, in de ongrijpbare wereld van emotie, gevoel, spiritualiteit, het universum, de eeuwigheid. Het geschenk dat ze ons hebben gegeven kan niet gewogen, of geteld worden, ook kan het niet echt verloren gaan of aangetast worden door de tijd. Zelfs in het donkerste moment van ons verdriet, geven ze nog steeds het licht en de warmte die ze ons bij het leven hebben gegeven. Juist dat maakt het zo verdrietig, want we missen die arm, dat gesprek, die schouder, die troostende en lieve woorden, die ogen, vaak zo mooi en diep, waarin onze werelden samenvloeiden. De kameraadschap, de harten die gelijk klopten, die gedachten, op het zelfde moment, omdat we elkaar zo goed kenden. Het vertrouwde.
Laten we proberen om in die twee minuten stilte de overgang te voelen, tussen dat wat was, waar we afscheid van hebben moeten nemen, met alle pijn en verdriet, naar dat wat we nog wel hebben, wat we van hen hebben meegekregen, of zelfs het nieuwe leven. Om te proberen boven onszelf uit te stijgen, zoals Syrkin dat wist te zeggen, en even terug te gaan naar die andere tijden toen ze nog bij ons waren en het fijne en het positieve proberen te herinneren, waarin we in elkaar overvloeiden. Twee minuten was het stil, een minuut voor het verleden, en een minuut voor onze toekomst.
Gisteravond noemde ik Elijahoe hanavi, die zich na de ellende verborg in een grot, en niet verder wilde. Ma lecha fo elijahoe? Wat doe je daar Elijahoe? Voor God. Leech, sjoew, ledarkecha, “Kom naar buiten, keer terug, op je weg in het leven.”
Nog veel jaren, chatima tova.
Menno ten Brink